Actua

Het UBO-register: verboden toegang voor onbevoegden?

 

Er zijn drie categorieën natuurlijke personen die beschouwd worden als uiteindelijk begunstigden van een vennootschap:

  1. Natuurlijke personen die rechtstreeks of onrechtstreeks een toereikend percentage (+ 25%) van de stemrechten of van het eigendomsbelang in de vennootschap houden;
  2. Natuurlijke personen die via ‘andere middelen’ (cfr. de Boekhoudrichtlijn) zeggenschap hebben over een vennootschap;
  3. Natuurlijke personen die tot het ‘hoger leidinggevend personeel’ behoren.

Het doel van het UBO-register bestaat erin toereikende, accurate en actuele informatie ter beschikking te stellen over de uiteindelijk begunstigden van vennootschappen. De verantwoordelijke bestuursorganen van de vennootschappen moeten deze informatie overmaken aan het UBO-register.

Het UBO-register streeft verschillende doeleinden na:

  1. De bescherming van het financiële stelsel d.m.v. preventie, opsporing en onderzoek van witwassen en terrorismefinanciering;
  2. Facilitering van de toepassing en de controle van de verplichtingen inzake embargo’s, bevriezingen van tegoeden en andere beperkende maatregelen;
  3. Verhogen van de transparantie van juridische constructies en entiteiten;
  4. Het vormen van een nuttig instrument voor de verschillende actoren en instanties in strijd tegen witwaspraktijken, alsook voor het brede publiek in die mate dat zij toegang krijgen tot de gegevens opgenomen in het register.

 

De Europese wetgever heeft de lidstaten niet alleen verplicht een UBO-register op te richten, maar bepaalt ook wie toegang heeft tot dat centrale register. Om tegemoet te komen aan de vereisten inzake gegevensbescherming, heeft de Belgische wetgever de toegangsregeling nu expliciet opgenomen in de wet. Vooreerst hebben de bevoegde autoriteiten, nl. de overheidsorganen met als wettelijke opdracht de strijd tegen het wiswassen van geld en de financiering van terrorisme of daarmee verband houdende basisdelicten, toegang tot het UBO-register.
Verder geldt de toegang sinds de wetswijziging ook voor de sanctieautoriteiten bevoegd voor de toepassing van de controle van de verplichtingen inzake embargo’s, bevriezingen van tegoeden en andere beperkende maatregelen.
Tenslotte is het UBO-register eveneens toegankelijk voor andere autoriteiten belast met de identificatie van de uiteindelijke begunstigden. Deze toevoeging is er gekomen om rekening te houden met de (Europese of nationale) regimes die geen verband houden met de strijd tegen het witwassen van geld.
Het gaat bijvoorbeeld om wettelijke bepalingen die kaderen binnen het verlenen van subsidies en het uitvoeren van audits.
De wetgever verduidelijkt dat het niet de bedoeling is dat de toegang voor die autoriteiten een automatisme is. Ze zullen een aanvraag moeten richten tot de beherende administratie, die moet oordelen over de rechtmatigheid van het verzoek. Het feit dat de aanvragende autoriteit toegang kan hebben tot het UBO-register op grond van de antiwitwaswetgeving vormt op zichzelf geen rechtsgrond. De desbetreffende autoriteit moet ook een uitdrukkelijke wettelijke bevoegdheid hebben om uiteindelijk begunstigden op te sporen of te controleren.

Naast bovenstaande autoriteiten kan het brede publiek ook toegang krijgen tot het UBO-register als zij een legitiem belang kunnen aantonen. Het gaat dus om situaties waarin de betrokken aanvrager nog geen toegang heeft krachtens zijn kwalificatie als onderworpen entiteit, sanctieautoriteit of andere autoriteit. De Belgische wetgever hanteert in deze echter een erg strikt toegangsregime.

Momenteel wordt op het Europese niveau werk gemaakt van een grondige hertekening van het ‘antiwitwaslandschap’. De Europese Commissie introduceerde recent een ambitieus plan dat verschillende wetgevende voorstellen bevat met als doel het verstevigen van de strijd tegen het witwassen van geld op het Europese niveau. Naast de creatie van een Europese antiwitwasautoriteit en een herziening van de verordening over geldovermakingen, werd ook een voorstel gelanceerd om de bestaande Antiwitwasrichtlijn te vernieuwen en een nieuwe Antiwitwasverordening te introduceren. De inhoud van dat laatste aspect van het wetgevende pakket zou een rechtstreekse werking kennen binnen de Europese lidstaten. Daarmee neemt de Commissie afstand van de huidige architectuur van de preventieve witwasreglementering, die uitsluitend uit richtlijnen bestaat en daarom door de lidstaten binnen het nationale recht omgezet moeten worden. De bevoegdheden over de installatie en werking van de UBO-registers blijft een nationale aangelegenheid die op het Europese niveau in een richtlijn geregeld wordt. Het voorstel van de Europese Commissie benadrukt echter dat de bevoegdheden van de registers van uiteindelijk begunstigden verduidelijkt worden om ervoor te zorgen dat zij actuele, adequate en nauwkeurige informatie kunnen verkrijgen.