Zijn de kosten die een vennootschap maakt aan een onroerend goed dat zij deels of volledig ter beschikking stelt voor privé gebruik aan haar bedrijfsleider aftrekbaar.
Het Wetboek Inkomstenbelasting stelt dat de kosten die een vennootschap maakt slechts aftrekbaar zijn in zoverre die bijdragen tot het verwerven of minstens het behouden van belastbaar inkomen.
In de jaren 2005/2015 ging dat allemaal erg vlot.
Het is vooral met name de laatste 5 jaar dat de belastingdienst en rechtspraak strengere standpunten hebben ingenomen.
Sterkste argument voor kostenaftrek blijft nog steeds de zgn. “bezoldigingstheorie”. Die gaat als volgt;
het staat een vennootschap volledig vrij om haar bestuur te verlonen op de wijze zoals ze dat zelf verkiest. Zij kan een auto ter beschikking stellen maar ook een onroerend goed voor privé gebruik.
Dat wordt perfect aanvaard maar de invulling in praktijk is zo streng geworden dat een stevige documentatie vereist is.
Volgende casus;
Een management BV is volle eigenaar van een onroerend goed dat zij 20% zakelijk gebruikt, en voor de overige 80% ter beschikking stelt aan haar bedrijfsleider. De vennootschap brengt alle kosten van de woning in aftrek en beroept zich precies op de bezoldigingstheorie. De terbeschikking-stelling van het onroerend goed is onderdeel van de bezoldiging en aangezien die in principe aftrekbaar is, moeten ook de kosten gemaakt voor het onroerend goed aftrekbaar zijn.
De belastingdienst verwerpt de aftrek. Immers, het Hof van Cassatie – nog steeds ons hoogste rechtscollege - maakt de toepassing van de bezoldigingstheorie afhankelijk van de voorwaarde dat een belasting-plichtige moet aantonen dat de terbeschikkingstelling van het onroerend goed “specifiek” is bedoeld als tegenvergoeding voor de geleverde prestaties door de bedrijfsleider.
En dat gebeurt hier niet, zo stelt de belastingdienst.
Bijkomend stelt ze nog dat er een wanverhouding bestaat tussen het bedrag aan kosten en het te belasten voordeel - zeg maar de bijtelling - die aan de bedrijfsleider wordt aangerekend voor het privé gebruik.
In beroep vangt de belastingdienst bot.
De rechtbank stelt “dat het een algemeen bekend gegeven is dat… de voordelen in nature (veelal) niet in verhouding staan met de realiteit van de kosten die de werkgever draagt”. Als dat al een probleem is, moet de wetgever haar forfaitaire bijtellingen maar aanpassen.
De rechtbank voegt er nog aan toe dat “de hoogte van de bezoldiging van een bedrijfsleider een loutere opportuniteitsbeoordeling is van de vennoot-schap. Niets belet een vennootschap om aan haar bestuur een relatief omvangrijke salarisverhoging toe te kennen. Louter de omvang van de kosten voor de vennootschap in vergelijking tot de relatief kleine omvang van een bijtelling bij de bedrijfsleider kan op zich geen reden zijn om kosten te verwerpen”.
De praktijkervaring leert ons dat een vennootschap;
Een ander argument om kostenaftrek te verantwoorden is een eventuele meerwaarde bij een latere verkoop van het onroerend goed.
Het zou weinig consequent zijn mochten kosten worden verworpen en een latere meerwaarde ook belast.
Nuttig bij de aanschaf van een onroerend goed is dan bijvoorbeeld een verslag waarin verschillende panden worden vergeleken met het oog op hun “investerings- en rendementswaarde”.
Samengevat, worden de regels van de kunst goed opgevolgd, komt het fiscaal wel goed.