Actua

Fiscale gevolgen van de verhoogde flexibiliteit uit het WVV voor de BV

Een van de krachtlijnen van het nieuwe vennootschapsrecht was zorgen voor een verhoogde flexibiliteit. Deze verhoogde flexibiliteit kwam voornamelijk tot uiting in de BV (besloten vennootschap), die uitgegroeid is tot de standaardvennootschap.
Vroeger golden er voor deze BV(BA)’s volgende principes:

  • één aandeel geeft recht op één stem;
  • elk aandeel geeft recht op een gelijke deelname in de winst.

Ingevolge het nieuwe vennootschapsrecht kan hier nu van afgeweken worden door te werken met meervoudige stemrechten en afwijkende winstrechten. Zo zouden aandeelhouders er nu voor kunnen opteren om bepaalde aandelen ‘preferent’ te maken waardoor ze recht geven op een relatief groter dividend dan andere aandelen. Op die manier zouden die specifieke aandelen een ‘voorkeursbehandeling’ genieten.

De redenen om van de standaardprincipes af te wijken kunnen van diverse aard zijn. Denk maar in het kader van familiale vermogensplanning om zo een onderscheid te creëren tussen de oudere en jongere generatie.

Hieronder bespreken we kort zowel een positieve als een negatieve implicatie van het moduleren van winstrechten op uitgekeerde dividenden.

1. Geen VVPR-bis voor preferente aandelen - negatieve implicatie

Op dividenden dient u normaal 30% roerende voorheffing te betalen. KMO-vennootschappen kunnen onder bepaalde omstandigheden genieten van een gunstregime waardoor men dividenden kan uitkeren tegen het verlaagde tarief van 20% dan wel 15% roerende voorheffing.
Hiervoor is o.a. vereist dat het gaat om nieuwe aandelen die werden uitgegeven n.a.v. een inbreng in geld die plaats vond vanaf 01 juli 2013.
Zo zou een vennootschap die aanvankelijk niet in aanmerking komt voor het VVPR-bis regime (wegens oude aandelen voor 1 juli 2013) nu een kapitaalverhoging kunnen doorvoeren waarbij aan bepaalde uitgegeven aandelen bewust winstpreferentie wordt toegekend. Op die manier zou de vennootschap een groot deel van haar winst kunnen uitkeren aan dit gunstregime.
Om misbruik tegen te gaan werd in de oude wettekst volgende clausule opgenomen:

"er mogen bij die gelegenheid geen preferente aandelen worden gecreëerd".

Dit zou dus betekenen dat elk voorrecht (lidmaatschapsrecht of vermogensrecht) dat aan een aandeel wordt gekoppeld er per definitie voor zorgt dat deze uitgesloten zijn van het VVPR-bis regime.

In een voorontwerp van wet werd deze bepaling nu als volgt aangepast:

"ten aanzien van de deelname in het kapitaal of in de winst of ten aanzien van de verdeling van het maatschappelijk vermogen".

Dit betekent dat VVPR-bis aandelen voortaan enkel niet preferent zijn ten aanzien van de deelname in het kapitaal of in de winst of ten aanzien van de verdeling van het maatschappelijk vermogen. Aandelen met meervoudig stemrecht zijn dus niet preferent voor de toepassing van het VVPR-bis regime en kunnen dus wel VVPR-bis aandelen zijn. Deze regeling is van toepassing op dividenden toegekend of betaalbaar gesteld vanaf 1 januari 2022.

 

2. Liquidatiereserve op maat bij gemengd aandeelhouderschap - positieve implicatie

Sinds aanslagjaar 2015 kunnen KMO vennootschappen ook gebruik maken van een ander fiscaal gunstregime, zijnde de aanleg van een liquidatiereserve. KMO vennootschappen kunnen op die manier het geheel of een deel van de boekhoudkundige winst na belastingen reserveren mits betaling van een afzonderlijke aanslag van 10%. Na het verstrijken van een periode van 5 jaar kan de vennootschap de liquidatiereserve dan uitkeren aan 5% RV. Op moment van de vereffening kan er zelfs uitgekeerd worden aan 0% RV.

Een van de voorwaarden van dit gunstregime bestond er in dat de liquidatiereserve moest worden uitgekeerd aan een aandeelhouder-natuurlijke persoon. Indien men de liquidatiereserve zou uitkeren aan de aandeelhouder-rechtspersoon zou dit beschouwd worden als een gewoon dividend waarop men normaliter steeds het DBI-stelsel zou kunnen toepassen wegens de verbondenheid. Dit dividend zou dus desalniettemin in aanmerking voor een heffing van 0% RV. Op die manier zou de aanleg van de liquidatiereserve én betaling van de 10% bijkomende heffing voor niets zijn geweest.

Door de creatie van soorten aandelen ( bijvoorbeeld klasse A en klasse B aandelen) kan dit probleem in de situaties van gemengd aandeelhouderschap perfect worden opgelost. De vennootschap maakt op die manier rechtsgeldig gebruik van de mogelijkheden die het WVV biedt.

Voorbeeld

Een vennootschap met een gemengd aandeelhouderschap waarbij 50% van de aandelen in handen zijn van een aandeelhouder natuurlijke persoon en 50% van de aandelen in handen zijn van een aandeelhouder-rechtspersoon. De vennootschap heeft in het verleden een liquidatiereserve aangelegd en wenst deze nu uit te keren.

Indien er geen soorten aandelen zouden worden gecreëerd, zou de uitkering van het gedeelte van liquidatiereserve aan de aandeelhouder-rechtspersoon genoten kunnen worden van het DBI-stelsel en zou de anticipatieve heffing van 10% op moment van de aanleg voor niets zijn geweest. Elk aandeel geeft immers recht op een gelijk bedrag aan dividenden.

Om dit euvel op te lossen zou de vennootschap bij notariële akte soorten aandelen kunnen uitgegeven. De A-aandelen zouden worden aangehouden door de aandeelhouder-natuurlijke persoon en de B-aandelen zouden worden aangehouden worden door de aandeelhouder-rechtspersoon. Bij de creatie van deze soorten aandelen wordt dan opgenomen dat de uitkering van de liquidatiereserve (vermogensrechten) bij voorrang op de klasse A aandelen zou verrekend worden en pas in laatste instantie verrekend moet worden op de klasse B aandelen.