Met de vorming van de Arizona-regering komt er eindelijk meer duidelijkheid over een reeks fiscale hervormingen die al eerder in ontwerpstadium aanwezig waren. Deze aanpassingen omvatten onder meer de invoering van een 'solidariteitsbijdrage', wijzigingen in de DBI-aftrek en de daaraan gekoppelde participatievoorwaarde, alsook de introductie van een specifiek regime voor carried interest. Hoewel de wettelijke omzetting van deze maatregelen waarschijnlijk midden dit jaar plaatsvindt, zijn de exacte inwerkingtredingsdata en eventuele overgangsregelingen nog niet bekend. Het regeerakkoord geeft aan dat “de maatregelen allemaal in 2026 zullen worden ingevoerd”. Hieronder volgt een overzicht van de voornaamste wijzigingen en enkele eerste overwegingen:
1. Solidariteitsbijdrage van 10% in plaats van meerwaardebelasting
Het akkoord voorziet in een algemene solidariteitsbijdrage van 10% op alle toekomstige gerealiseerde meerwaarden op financiële activa – inclusief crypto-activa – vanaf de datum van invoering. Hierdoor worden historische meerwaarden uitgesloten. Kleine beleggers worden ontlast door een voetvrijstelling van 10.000 EUR (na eerdere voorstellen met 6.000 EUR).
Bovendien geldt er altijd een vrijstelling van 1 miljoen EUR voor meerwaarden op deelnemingen van minstens 20% (voorheen 5%). De progressieve heffing kent tarieven van 1,25% voor meerwaarden tussen 1 miljoen en 2,5 miljoen EUR, 2,5% tussen 2,5 en 5 miljoen EUR, en 5% voor meerwaarden tussen 5 en 10 miljoen EUR, waarna het tarief 10% wordt voor meerwaarden boven de 10 miljoen EUR. Hoewel de getrapte vrijstellingen tot 10 miljoen EUR behouden blijven, is de participatievoorwaarde fors verhoogd van 5% naar 20%.
Onzeker blijft of er onder bepaalde voorwaarden ook vrijstellingen zullen gelden voor deelnemingen onder de 20%, een maatregel die mogelijk van belang is voor KMO’s of oprichters van start-ups die door investeerders verwateren.
2. Aanpassing DBI-vrijstelling: verhoging van de participatievoorwaarde
De DBI-aftrek wordt omgevormd tot een vrijstelling door de begintoestand van de reserves te verhogen. Hoewel de 10%-drempel voor deelnemingen onveranderd blijft, wordt de drempel voor grote ondernemingen verhoogd van 2,5 naar 4 miljoen EUR en gekoppeld aan de eis dat de deelneming als financieel vast actief moet worden aangemerkt. Hierbij wordt de bestaande definitie voor middelgrote ondernemingen gevolgd (volgens art. 2, §1, 4°/1 WIB). De herinvoering van de voorwaarde dat de participatie als financieel vast actief moet kwalificeren – een eis die in eerdere ontwerpen niet altijd voorkwam en in 2011 al was geschrapt – geldt nu specifiek voor deelnemingen vanaf 4 miljoen EUR bij grote ondernemingen. De eerdere regeling voor actieve DBI’s is niet opgenomen in het akkoord, ondanks dat die regeling winsten uit buitenlandse investeringen op een efficiënte manier zou kunnen laten repatriëren.
3. 5% heffing bij de uitstap van DBI-beveks (private equity fondsen)
Bij een uitstap via een DBI-bevek wordt een nieuwe heffing van 5% op de gerealiseerde meerwaarde ingevoerd. Tevens is de verrekenbaarheid van de roerende voorheffing met de vennootschapsbelasting gebonden aan de voorwaarde dat de ontvangende vennootschap in het aangiftejaar een minimale bedrijfsleidersbezoldiging toekent – vanaf nu vastgesteld op 50.000 EUR (met indexering). Ondanks dat het DBI-bevek-regime behouden blijft, leidt deze specifieke heffing tot extra complexiteit in de beleggingsfiscaliteit en ondermijnt het de fiscale neutraliteit van deze beleggingsvorm.
4. Specifiek regime voor carried interest: de regering wil een apart en concurrerend regime voor carried interest invoeren om de activiteit van fondsen in België te stimuleren. Het maximale tarief voor roerende inkomsten wordt vastgesteld op 30%. De precieze invulling van dit regime blijft echter onduidelijk, net als de vraag of er een noodzaak is voor een afwijkende behandeling van carried interest, aangezien de huidige fiscale behandeling op basis van de aard van het inkomen al plaatsvindt. Er wordt wel gewezen op het verhoogde risicoprofiel van carried interest aandelen in vergelijking met gewone aandelen, wat een aparte behandeling zou kunnen rechtvaardigen, mits dit in lijn blijft met het gelijkheidsbeginsel.
5. Exit-belasting voor rechtspersonen: volgens de definitieve tekst van het regeerakkoord wordt de emigratie van een rechtspersoon fiscaal behandeld als een fictieve liquidatie. Eerder werd dit gecombineerd met de toepassing van roerende voorheffing. Aangezien de emigratie van een vennootschap in de Belgische vennootschapsbelasting al als een fictieve liquidatie wordt beschouwd, roept deze maatregel vragen op. Er bestaat onzekerheid of deze nieuwe exit-belasting wel verenigbaar is met EU-regels en dubbelbelastingverdragen, en of dit als afzonderlijke heffing de gewenste effectiviteit heeft.
6. Harmonisatie VVPRbis en liquidatiereserve: het VVPRbis-stelsel en de liquidatiereserve worden zoveel mogelijk op elkaar afgestemd. Zo wordt de wachttijd voor de liquidatiereserve teruggebracht van 5 naar 3 jaar, terwijl het tarief van 5% roerende voorheffing voor nieuw aangelegde reserves vanaf 1 januari 2026 stijgt naar 6,5%. Hierdoor komt het effectieve tarief op hetzelfde niveau als bij VVPRbis. Uitkeringen binnen drie jaar worden echter belast tegen het normale tarief van 30%.
7. Verhoging bedrijfsleidersbezoldiging: het minimale bedrag voor een bedrijfsleidersbezoldiging, dat toegang geeft tot het verlaagde tarief in de vennootschapsbelasting (20% over de eerste 100.000 EUR winst), wordt verhoogd van 45.000 naar 50.000 EUR, met indexering. Tevens wordt bepaald dat maximaal 20% van het bruto jaarsalaris uit voordelen alle aard mag bestaan, wat gevolgen heeft voor vennootschappen die bijvoorbeeld een bedrijfsleider een woning ter beschikking stellen.
8. Verduidelijking rond stichtingen en belangloze doelstellingen: om vermeend misbruik met private stichtingen tegen te gaan, zal de wetgeving duidelijk definiëren wat onder ‘belangloze doelstellingen’ valt. Notarissen worden verantwoordelijk gehouden en de fiscus kan bij misbruik overgaan tot het vragen van de ontbinding van de stichting. De huidige verplichting voor het neerleggen van jaarrekeningen bij de griffie voor vzw’s en stichtingen wordt vervangen door een neerlegging bij de balanscentrale van de NBB, vergelijkbaar met vennootschappen. Voor kleine vennootschappen en verenigingen wordt de neerleggingskost afgeschaft, hoewel dit voor stichtingen niet expliciet wordt vermeld.
9. Auteursrechtenregime voor de softwaresector: het fiscale regime voor auteursrechten wordt opnieuw toegankelijk gemaakt voor inkomsten uit de overdracht of licentieverlening van computerprogramma’s. Hierdoor kunnen softwareontwikkelaars weer profiteren van de gunstige belastingtarieven (15% tot een bepaald maximumbedrag, met een forfaitaire kostenaftrek), na een eerdere uitsluiting van computerprogramma’s en databanken. De aanpassing lijkt in eerste instantie enkel voor computerprogramma’s te gelden.
10. Aanpassingen in de fiscale procedures: de onderzoekstermijnen voor fiscale controles worden teruggebracht naar drie jaar (vier jaar voor complexe en semi-complexe aangiftes) in plaats van respectievelijk zes en tien jaar. Bij fraude wordt de standaardtermijn voor onderzoek ingekort van tien naar zeven jaar (acht jaar voor complexere gevallen). De bewaartermijn blijft onveranderd op tien jaar. Daarnaast wordt de fiscale bemiddelingsdienst omgevormd tot een arbitragestructuur, die pas na de administratieve procedure kan worden ingeschakeld. Het sanctiebeleid wordt versoepeld: eerste fouten te goeder trouw leiden voortaan tot een waarschuwing in plaats van een automatische sanctie. Verder wordt de verrekenbaarheid van een eventuele extra belastbare grondslag beperkt tot verliezen van dat boekjaar. Ook krijgt het Centraal Aanspreekpunt voor rekeningen en financiële contracten (CAP) meer toegangsrechten voor de fiscus, wat de monitoring van onder andere cryptorekeningen en online gokaccounts mogelijk maakt, uiteraard met waarborging van privacy en recht op verdediging. Tot slot wordt er gewerkt aan een nieuw charter voor de belastingplichtige, waarin onder meer het recht op direct contact met de fiscus wordt hersteld en het vertrouwensbeginsel wettelijk verankerd.
11. Maatregelen tegen share deals in vastgoedvennootschappen: het akkoord vermeldt dat de regering de regio’s zal ondersteunen in de strijd tegen share deals betreffende vastgoedvennootschappen (waarbij geen verkooprecht wordt geheven). Dit roept vragen op, aangezien het verkooprecht een regionale aangelegenheid is en er doorgaans economische en financiële redenen zijn om voor een share deal te kiezen. Bovendien beschikt de fiscus reeds over instrumenten om misbruik in deze context tegen te gaan.
12. Permanente (para)fiscale regularisatie – EBA Quinquies: er wordt gewerkt aan een nieuwe, strengere permanente (para)fiscale regularisatie, waarbij de tarieven worden verhoogd naar 30% voor niet-verjaard kapitaal en 45% voor verjaard kapitaal, in overleg met de gewesten. Er wordt een uitzondering voorzien voor belastingplichtigen die hun goede trouw kunnen aantonen, wat vooral gunstig kan zijn voor erfgenamen.
13. Wijzigingen op het gebied van de btw
o Het verlaagde btw-tarief van 6% voor afbraak en heropbouw wordt opnieuw ingevoerd voor de levering van woningen die worden gebouwd na de afbraak van een bestaand gebouw. De sociale voorwaarden blijven van toepassing, maar het oppervlaktecriterium wordt aangescherpt van 200 naar 175 m².
o Er wordt gewerkt aan een duidelijke definitie voor renovatie en vernieuwbouw, met de mogelijkheid om een duurzaamheidsvoorwaarde in te voeren conform de komende Europese regelgeving.
o Vanaf 2028 wordt voor transacties tussen btw-belastingplichtigen en voor transacties via een GKS een ‘real time reporting’-systeem ingevoerd, waarbij kassa’s, betaal- en facturatiesystemen direct gegevens doorsturen naar de administratie. Tevens wordt de verplichting voor het sturen van gestructureerde elektronische facturen vanaf 1 januari 2026 voorbereid.
o Enkele tariefaanpassingen betreffen: een tijdelijke verlaging van het btw-tarief voor de levering en installatie van warmtepompen van 21% naar 6% voor vijf jaar; een verhoging van het tarief voor verbrandingsketels op fossiele brandstoffen van 6% naar 21% bij renovaties van woningen ouder dan 10 jaar; en een stijging van het btw-tarief op steenkool van 12% naar 21%.
14. Maatregelen ter bevordering van investeringen: het akkoord bevat diverse initiatieven om België aantrekkelijker te maken voor nieuwe investeringen:
o Het expat-regime wordt aantrekkelijker gemaakt door de belastingvrije vergoeding te verhogen van 30% naar 35%, het plafond van 90.000 EUR te schrappen en de minimale bruto bezoldiging te verlagen van 75.000 naar 70.000 EUR.
o Het systeem van de groepsbijdrage wordt flexibeler door zowel rechtstreekse als onrechtstreekse participaties toe te laten, nieuwe vennootschappen niet langer uit te sluiten en de DBI-vrijstelling ook van toepassing te maken op winsten uit groepsbijdragen.
o De investeringsaftrek wordt volledig overdraagbaar gemaakt zonder beperkingen.
15. Verhoging van het nettoloon: de belastingvrije som voor werkenden wordt verhoogd en de bijzondere bijdrage sociale zekerheid blijft bestaan, maar wordt verlaagd. Bovendien wordt de sociale werkbonus versterkt.
16. Schrapping van diverse belastingverminderingen en -vrijstellingen: een aantal bestaande belastingverminderingen komt te vervallen, zoals die voor investeringen in ontwikkelingsfondsen voor microfinanciering, huisbedienden, adoptiekosten en rechtsbijstand. Ook de belastingvermindering voor minderwaarden naar aanleiding van de gehele verdeling van het maatschappelijk vermogen van een private privak vervalt. Daarnaast wordt de belastingvermindering voor giften verlaagd van 45% naar 30%, en vervallen vrijstellingen voor bijkomend personeel met een laag loon en voor personeel betrokken bij uitvoer en integrale kwaliteitszorg.
17. Aanpassing elektrische bedrijfswagens en hybride modellen: voor hybride wagens wordt een ruimere overgangsperiode voorzien. Het maximale aftrekpercentage voor hybrides blijft tot eind 2027 75%, waarna dit in 2028 daalt naar 65% en in 2029 naar 57,5% (tegelijkertijd als voor elektrische wagens). Deze percentages gelden gedurende de volledige gebruiksduur door dezelfde eigenaar of huurder. De aftrekbaarheid van de brandstofkosten voor hybrides blijft 50% tot eind 2027, en de elektrische verbruikskosten krijgen dezelfde behandeling als die voor elektrische modellen. Voor bepaalde hybride auto’s met beperkte uitstoot kan een uitzondering worden voorzien.
18. Investeringsaftrek voor onderzoek en ontwikkeling: de attesteringsvereiste vanuit de gewesten voor investeringen in O&O wordt afgeschaft. Tevens wordt er gewerkt aan een convenant tussen de bevoegde federale O&O-administratie en de belastingdienst, zodat ondernemingen die als onderzoekscentrum worden erkend meer rechtszekerheid krijgen op lange termijn.
19. Ondernemersaftrek voor zelfstandigen: er komt een speciale ondernemersaftrek voor zelfstandigen, waarbij een eerste schijf van de winsten en baten (na verrekening van fiscale verliezen en beroepskosten) aftrekbaar wordt. De precieze hoogte van dit bedrag moet nog worden vastgesteld en zal in 2029 worden verhoogd.
20. De-minimisbepaling voor diverse occasionele inkomsten: voor diverse occasionele inkomsten, zoals bij tweedehandsverkopen, wordt een de-minimumbepaling van 2.000 EUR ingevoerd. Dit houdt in dat occasionele winsten of baten buiten de beroepsmatige activiteiten pas belastbaar zijn wanneer zij deze drempel overschrijden. De vrijstelling voor normale verrichtingen van beheer van privévermogen blijft gehandhaafd.
21. Aanpassing vennootschapsbijdrage: de vennootschapsbijdrage wordt aangepast aan de hand van het balanstotaal, zodat kleine ondernemingen relatief minder bijdragen en grote ondernemingen meer. Dit bouwt voort op de huidige regeling, die een onderscheid maakt vanaf een balanstotaal van 858.605,72 EUR.
22. Digitaks vanaf 2027: in lijn met internationale afspraken wordt er een digitaks ingevoerd om grote digitale multinationals, die geen fysieke aanwezigheid in België hebben, te belasten. Mocht er geen overeenstemming op Europees of internationaal niveau worden bereikt, dan zal België uiterlijk vanaf 2027 een eenzijdige digitaks invoeren.
23. Ongewijzigde jaarlijkse taks op effectenrekeningen en bankenbijdrage; federale woonfiscaliteit wordt stopgezet: het tarief van de jaarlijkse taks op effectenrekeningen blijft op 0,15% en wordt niet verhoogd naar 0,25%, hoewel er wel gekeken wordt naar maatregelen tegen vermeend misbruik. De totale bijdragen van de banken blijven in lijn met de doelstelling van 1,8% voor het garantiefonds. Bovendien wordt de federale interestaftrek voor niet-eigen woningen volledig afgeschaft.
24. De aftrek van onderhoudsbijdragen wordt geleidelijk teruggebracht van 80% tot 50%.
25. De federale gewone interestaftrek voor de niet-eigen woning zal worden afgeschaft.
Conclusie
Na meer dan zeven maanden en een reeks ontwerpversies komt er eindelijk meer duidelijkheid over de fiscale maatregelen die op komst zijn. De komende weken zullen waarschijnlijk meer technische details en ontwerpteksten volgen, waar we met belangstelling naar uitkijken.